woensdag 6 november 2013

Weekendje weg

Ben je wel helemaal goed bij je hoofd?!”
Woedend stond ze hem aan te staren. “Weekendje weg, weet je nog?! Reláxen! Warme bubbelbaden en liggen op een schapenvacht voor de open haard!”
Kwaad smeet ze haar modderige loopschoenen in een hoek van het grote huis midden in de Ardennen, wat ze gehuurd hadden. Nog kwader werd ze toen ze niet zo snel uit haar drijfnatte trainingspak kwam en dreigde te struikelen. Woedend smeet ze het weg toen ze het eindelijk uithad en stampte boos in haar lingerie richting de immense badkamer, hem een vernietigende blik toewerpend.

Hij had haar uitgedaagd. Ze waren samen gaan lopen –hicken- en onderweg had hij haar uitgedaagd dat ze het toch niet langer volhield dan hij. Van te voren had hij natuurlijk geweten dat ze zou happen, dus had hij over een afstand van een flink aantal kilometers –maar toch goed te doen- repen stof om takken gebonden die voor haar de weg naar huis markeerden. Ze moest met alle twintig repen stof thuiskomen binnen een bepaalde tijd.
Ja hoor, uiteraard had ze gehapt, schamper lachend dat hij de koffie maar vast moest gaan zetten, zo snel zou ze terug zijn!
Hij had beter moeten weten! Maar hij was er vast van overtuigd geweest dat de uitgestippelde route duidelijk genoeg was, zélfs voor zijn meisje.
Ze was verdwaald.
Ze had één reep gemist en was toen hopeloos de weg kwijt geraakt. Toen ze maar niet op kwam dagen was hij er al bang voor. Er ging niet één uur voorbij, geen twee of drie, maar dik vier uur! In de tussentijd was de lucht snel donkerder geworden. Hij had echt zitten hopen dat het droog bleef, maar verdomd als het niet waar was, de regen kwam met bakken uit de hemel. Inmiddels was hij zenuwachtig heen en weer gaan lopen, zichzelf vervloekend dat ze geen telefoons hadden meegenomen.

Drijfnat en druipend had ze voor de deur gestaan, zijn verzopen katje. Katje met nágels, want ze was naar binnen gestapt en had veertien lintjes voor zijn voeten gesmeten.
“Veertien” siste ze, “véértien!”
“En waag eens te zeggen dat ik geen doorzettingsvermogen heb!”
Hij had het niet kunnen helpen en was in de lach geschoten. Zoals ze daar voor hem stond, haar trainingspak doorweekt en onder de modder, haar haren die vies en plakkerig in sliertjes tegen haar hoofd aanzaten en haar ogen diep donkerblauw van boosheid, zag ze er gewoon uit om op te vreten. Maar toen haar ogen blauw vuur spoten en ze dreigend naar hem toe kwam, had hij zijn lippen op elkaar geknepen en oprecht een poging gedaan haar meelevend aan te kijken in plaats van in de lach te schieten.
Ze was er niet ingetrapt.
Foeterend en sputterend was ze zich met woeste bewegingen uit gaan kleden en hij was allang blij dat hij de schoenen niet naar zijn hóófd had gekregen. Geamuseerd had hij zijn boze lief nagekeken die in haar lingerie woedend door de kamer naar de badkamer stampte.
Oh zo een driftkopje!

Nu hoorde hij het water al een tijdje stromen, de kust was vast veilig. Stil deed hij de badkamerdeur open en zag haar haast niet staan door alle stoom. IJlings ontdeed hij zich van zijn eigen kleding en stapte bij haar onder het hete water.
“Kust veilig voor me, lief?” vroeg hij met een schuins lachje.
“Ach jij….”, gromde ze nog een beetje na, maar sloeg haar armen om zijn nek en kuste hem vol op zijn mond, terwijl ze haar lijf dicht tegen het zijne drukte.
“Je weet toch dat ik altijd verdwaal!” fluisterde ze zachtjes in zijn oor. “Ik ben gaan aanbellen bij allemaal hele enge huizen om de weg te vragen en zo ben ik weer thuisgekomen.”
Met een vilein lachje troostte hij haar en grijnsde: “Volgende keer krijg je een mobieltje mee lief!”
Met een kreet stortte ze zich op hem en hij liet zich voor deze ene keer gewillig in zijn lip bijten, terwijl hij haar toefluisterde, “Kom lekkertje van me, laat me je wassen. Dan kun je strakjes brandschoon op het schapenvacht voor de haard liggen, die ik al aangestoken heb.”
“We gaan ‘relaxen’.”

Twee hele lieve lange nachten en een eindeloze dag van minnen, elkaar lekkere hapjes voeren en voor de open haard rollebollen verder, laden ze samen de auto weer in. Geen stap hebben ze meer buiten de deur gezet. Regen bleef met bakken uit de hemel komen, maar binnen was het warm en knus. Tientallen waxientjes hebben ze er door heen gestookt en de mensen van het huis zullen nieuw hout voor de haard moeten hakken.
Vanmorgen hebben ze de laatste eitjes gebakken en alle sinaasappeltjes opgeperst, waarna ze de boel zijn gaan inpakken. Alles zit in de auto en ze staat op het punt van instappen als ze zich naar hem omdraait.
Terwijl hij de klep van de achterbak dichtgooit roept ze “Oh lief …mijn sweater ligt nog binnen. Pak jij hem even alsjeblieft?”
“Sloddervos” gromt hij haar toe, maar rent terug naar het huis. Binnen ziet hij het ding niet en hij loopt snel nog even alle kamers langs. “Niks te vinden. Ze is echt een sloddervos!” loopt hij mompelend het huis weer uit.
Buiten ziet hij nog nét de achterlichten van de auto om de hoek verdwijnen en een briefje dwarrelt voor zijn voeten……


“Volg de lintjes Lieveke van me, ik wacht op je…..”
“Oh ja, het zijn er véértien!”


© Rafe


1 opmerking: