Diep in het donker legt hij zijn masker af. Het is niet meer nodig.
Liefde heeft hem gevonden.
Ze keken hem na, riepen naar hem.
"Hey...Modderman! Moet je je niet wassen Modderman?" Om hem daarna luid lachend
uit te jouwen.
Stug en stil liep hij door. Soms kwam hij in de verleiding
zich ineens om te draaien om ze eens echt de stuipen op het lijf te jagen.
Maar hij deed het nooit.
Hij had het tenslotte zelfverkozen, dit leven.
Niemand wist dat het voortgekomen was uit de angst ooit nog eens te
vertrouwen. Niemand wist dat het kwam omdat zijn hart ingekapseld leek te zijn
in kilte.
Het klopte nog, oh ja....het klopte nog wel.
Maar slechts op
halve kracht.
Zoals hij ook leefde op halve kracht.
De vrolijke vent die
hij ooit was had hij 'on hold' gezet. Hoe hard zijn beste vriend ook kletste,
hij had er geen zin meer in.
Heel het gedoe kon hem gestolen worden. Nooit,
nooit meer zou hij zijn hart nog schenken aan iemand. Nooit, nooit meer zou hij
toestaan dat erop getrapt werd.
Het was goed zo.
Zo af en toe was hij
nog wel eens met zijn maatje meegegaan. Maar na de eerste keren had hij gemerkt
dat hij er gewoon niet goed van werd. Geen zin, al dat gedoe. Vrouwen kwamen nog
steeds als bijen op de honing af en hij kreeg de neiging ze allemaal weg te
meppen. Hij was er klaar mee honing te zijn.
Dus had hij zijn haar laten
groeien. Hij had een baard laten staan en de kleren die hij droeg waren donker
en grauw.
Hoe het nou zo gekomen was dat ze hem modderman waren gaan noemen,
wist hij ook niet meer. Maar hij had het maar zo gelaten.
Hij had er vrede
mee.
Zijn leven kabbelde voort en zijn hart deed geen zeer zo in de
ruststand.
Schijndood.
Geen gedoe.
Geen pijn.
Liefdesdood.
Modderman.
Tot op die dag dat er zomaar uit het niets een vrouw
aanbelde.
En hoewel hij normaal nooit opendeed als er gebeld werd, was hij
nu toch naar de deur gegaan en had hem ruw opengetrokken.
Stralend had ze
daar gestaan. Een vrouw die hem aankeek alsof ze zelf ook niet goed wist wat ze
deed, maar stralen deed ze.
Verbaasd had hij naar haar staan kijken en nors
had hij gevraagd wat ze hier in Godsnaam deed.
Toen ze begon te praten
begreep hij van haar dat ze hem al vaker had gezien en dat ze gewoon geweten had
dat ze aan moest bellen. Het had gemoeten! Ze had hem op de hoogte moeten
brengen van haar bestaan.
Dat was alles.
Verder wist ze het ook niet.
Zoiets deed ze echt nooit, had ze hem er gelijk achteraan verzekerd. En wat
ze nu eigenlijk precies wilde, wist ze volgens hem inderdaad zelf ook niet
helemaal. Maar ze was er en stond hem aan te kijken met ogen waarvan de bliksem
in zijn hart sloeg.
"Weet je dan niet wie ik ben?" had hij gegromd.
"Weet je dan niet dat ze mij modderman noemen en dat de halve stad bang voor
me is?!"
Verbaasd had ze hem aangestaard en gestotterd dat ze dat niet wist.
Dat ze alleen maar onder de indruk was geweest van wie hij was, zoals zij hem
zag.
Hij had de deur dichtgegooid.
Zoveel oprechtheid en puurheid was
meer dan hij kon verdragen.
Toen hij haar teleurgestelde kreet hoorde,
gromde hij door de dichte deur heen "Vertel me eerst maar eens wie je bent.
Schrijf het me maar als je durft. Je weet me te vinden."
Nadat ze nog
een tijd achter zijn dichte deur had gestaan, alsof ze vol vertrouwen was dat
hij toch wel weer open zou doen, was ze uiteindelijk weggegaan.
Met een
grauw had hij tevreden gedacht dat het weer gelukt was. Die zien we nooit meer
terug!
Niemand kwam dichtbij hem.
Niemand!
En toch knaagde er iets
toen hij voorzichtig naar haar verdwijnende rug keek.
Nog die nacht
hoorde hij zijn brievenbus klepperen. Een dikke envelop lag op de mat. Ondanks
zichzelf wist hij niet hoe snel hij hem open moest maken. Bij de eerste letters,
haar eerste woorden, was het hem onmogelijk te stoppen met lezen. Nauwgezet
beschreef ze wie ze was. Niet haar uiterlijk of wat ze precies deed of zo
Maar haar gevoel.
In een waterval van woorden gaf ze hem een inkijkje in
haar hart.
In haar zijn. Hij was er stil van geweest en lange tijd had hij
met de brief in zijn handen gezeten. Steeds zinnen lezend en herlezend.
Na die eerste brief, klepperde zijn brievenbus met regelmaat. Telkens
lag een spierwitte envelop hem aan te staren vanaf de mat.
Steeds liet ze
meer van zichzelf zien. Steeds gaf ze zich verder aan hem bloot.
Hij had
zichzelf erop betrapt dat hij uitkeek naar haar woorden, dat hij een stapje
sneller liep als hij het geluid bij de voordeur hoorde.
Avond aan avond zat
hij te lezen en te herlezen. En toen op een avond zijn brievenbus stil bleef,
was hij in paniek.
Maar de volgende ochtend lag er weer trouw een spierwitte
envelop op de mat.
Hij begon terug te schrijven. Zijn brieven legde hij
klaar voor de deur en telkens als hij keek waren ze verdwenen.
Hij wist dat
hij een keer de confrontatie met haar aan moest. Hij kon het wel ontkennen, maar
hij verlangde er naar haar te spreken. Haar te zien. En erger nog, haar te
voelen.
Op een avond had hij klaar gestaan achter de deur en toen hij
haar schim zag naderen had hij de deur opengedaan.
Ze schrok niet.
Waarom schrok ze niet?
Ze keek hem blij aan en zei dat ze had geweten
dat hij de deur vanavond voor haar zou opendoen.
Ze keek recht zijn ziel in,
ze wist alles, vertrouwde ze hem toe. Peinzend had hij naar haar staan kijken en
had toen de deur wijder opengedaan.
Uitnodigend.
Was het de deur?
Of
was het zijn hart geweest wat hij op dat moment open had gezet?
Ze was
binnen gekomen en ze was nooit meer weggegaan.
Hij had het nog geprobeerd,
echt waar!
Hij had haar toegesnauwd en gezegd dat het moeilijk was van hem
te houden. Onmogelijk zelfs!
"Ik doe mensen pijn" had hij haar gesmoord
gefluisterd.
Ze had hem verbaasd aangekeken en slechts twee dingen gezegd.
"Moeilijk? Waarom?" was het eerste.
Gevolgd door een heel zeker en
overtuigend "Pijn? Mij kun jij geen pijn doen."
Stil had hij haar aan zitten
kijken. Stil van zoveel rotsvast vertrouwen.
Kon het zijn dat zij alles zag?
Kon het waar zijn dat zij hem zag zoals hij werkelijk was?
Met alles en
alles wat bij hem hoorde?
Kon hij bij haar zichzelf zijn, in al zijn
verschijningsvormen?
Dat moment had hij in haar ogen gekeken, peilend,
zoekend. Ze had hem rustig en vol vertrouwen terug aangekeken.
Dat moment
wist hij het.
Zij was het.
Zij was die ene.
De ware.
Zij was
voor hem gemaakt.
Zijn hart klopte luid en vol leven. Het bonkte
in zijn borstkas.
Modderman was verdwenen en zijn ware ik was weer naar
buiten gekropen.
Welliswaar voorzichtig, maar toch vol vertrouwen.
Het
masker borg hij op, het was niet meer nodig.
Liefde had hem gevonden en hij
had het met beide handen aangepakt.
Puur en onvoorwaardelijk.
Zij is
liefde.
Zijn liefde.
© Rafe
9 sept 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten