woensdag 6 november 2013

Bella Luna

Hoe oud zou hij geweest zijn? Even neemt hij een trek van zijn sigaret en knijpt peinzend zijn ogen wat samen. Dan laat zijn blik de weg voor hem even los en glijdt omhoog. Daar staat ze in vol ornaat, de maan. Langzaam blaast hij de rook uit en druk op het knopje in het handvat van de deur. Het raampje zoeft bijna geluidloos een stukje naar beneden en de rook ontsnapt als een blauw sliertje naar buiten. Eigenlijk zou hij niet moeten roken in de auto. Maar als hij zo in zijn eentje in de door de maanverlichte nacht rijdt, met bijna geen verkeer op de weg en zijn cd met favoriete muziek aan, kan hij het niet laten. Intens tevreden neemt hij nog een haaltje en gluurt weer even omhoog. Ze staat er nog.
Vanaf dat hij vier was ongeveer heeft hij bewuste herinneringen aan de maan. Maar zijn ma heeft hem eens toevertrouwd dat ze zijn wiegje bij het gordijnloze raam schoof als hij om onverklaarbare redenen ontroostbaar was. Zijn oogjes tuurden dan omhoog en met zijn blik strak op de maan gericht viel hij eindelijk in slaap. Ma had met haar hoofd geschud bij de herinnering. “Ach jongen” had ze verzucht, “het was drama als het een bewolkte nacht was.” Waarna ze een plagerig lachje liet horen en snel thee ging halen als hij met de woorden ‘u jokt het, toch?’ haar een plaagstootje terug wilde geven.

Maar hij wist dat ze niet had gejokt. Een glimlach glijdt over zijn gezicht als hij weer even naar het nu sikkelvormige baken in zijn leven kijkt. Al vanaf dat hij zich kon herinneren was hij gefascineerd geweest door de maan. Of ze nu mooi vol rond was, of zo klein dat ze praktisch onzichtbaar was, altijd was ze er voor hem. Als klein ventje hield hij hele verhalen tegen haar, stiekem als hij alleen op zijn kamer was. Over de streken van zijn broers, of over dat ene leuke meisje waar hij kriebels van in zijn buik kreeg. En als ze soms ’s avonds laat met de auto terugreden naar huis, was het zijn favoriete spelletje, de maan zoeken. Het grappige was dat ze, welke kant ze ook op reden, altijd aan zijn kant van de auto leek te staan.
Toen hij een dwarse puber was die geen zin had zijn sores met iemand anders te delen, was ze er ook geweest. Geduldig luisterend zonder hem van repliek te dienen.
Maar toen hij zijn eerste echte liefde had leren kennen was ze weken wat afwezig geweest, leek het wel. Zou het een voorteken zijn geweest? Die liefde had immers geen stand weten te houden, hoezeer hij ook zijn best had gedaan. Jaren later had ze bescheiden goedkeurend staan glanzen toen ze de knoop hadden doorgehakt en besloten hadden ieder hun weg te gaan.

Zijn peuk is allang op en hij schiet al aardig op. Nog een half uurtje of wat en hij is thuis. Hij draait de muziek wat luider en terwijl hij zijn blik weer naar de hemel richt, glijden zijn gedachten nog even terug naar het verleden. De maan was op haar mooist geweest toen zijn kleine wondertje werd geboren. Hoe kon het ook anders dan dat ze ter wereld kwam op een mooie heldere nacht met de maan vol en rond, stralend aan de hemel. Als de dag van gisteren herinnerde hij zich hoe hij met dat hele kleine lijfje in zijn armen naar het raam gelopen was en omhoog had gekeken, terwijl tranen van geluk over zijn wangen stroomden. “Kijk eens, is ze niet práchtig?!” Als hij nu wel eens samen met zijn kleine meid in de auto zit in het donker kan hij het niet laten, “Wie het eerst de maan ziet!” Hij laat haar winnen, want nog altijd is de maan altijd aan zijn zijde. Maar dat is zijn geheimpje.

© Rafe
20 april 2009

Geen opmerkingen:

Een reactie posten