Hij is het zat. Zijn winterjack is hij zat. Zijn truien. Koude vingers als hij
bezig is en moddervoeten in de gang. Zat is hij de regen en de doffe grauwheid
in de tuin. Godzijdank wordt het nog wat opgefleurd door een bonte verzameling
krokusjes. Maar de sneeuwklokjes zijn nu bijna wel uitgebloeid. Hij kan de
knoppen die in de Prunus zitten bijna wel open kíjken inmiddels. Maar dicht zijn
ze en dicht zullen ze nog wel even blijven.
Een laatbloeier
.zijn prunus.
Zou dat voor meer dingen gelden dan alleen de prunus, laatbloeier?
Terwijl hij voor het raam naar zijn tuin staat te staren flitsen
verschillende gedachten door zijn hoofd. Er moet nog wel wat gebeuren ziet hij.
Er moet nodig nog gesnoeid worden. Sommige dingen staan niet goed. Echt veel
verstand heeft hij er niet van, maar als een plant in de schaduw staat van een
boom en zich in allerlei bochten wringt om tóch het licht te zien, nou
dan zal
die plant wel verplaatst moeten worden, denkt hij zomaar.
Hij glimlacht
onverwacht als hij terugdenkt aan de tuinweetjes van zijn moeder. Blijkbaar zijn
ze toch meer aangekomen dan hij ooit vermoed heeft. En het mooie is dat die
tuinweetjes soms zomaar ineens toepasbaar lijken te zijn op van alles en nog
wat. Dingen die helemaal niets met de tuin te maken hebben.
Hij schudt
eens even met zijn hoofd en loopt vandaag voor de zesde keer naar de garage. Mán
wat heeft hij zin in de lente. Het verlangen bruist door zijn aderen. Het popelt
en zindert van verwachting als hij zijn blik langzaam en liefdevol over de
Harley laat glijden.
Zijn motor staat te schreeuwen om uit het vet gehaald
te worden. Als er nog iets naar de lente en de zomer verlangt, dan is het zijn
motor wel!
Dit weekend maar eens even alles nakijken en sleutelen wat er te
sleutelen valt. Veel te lang stil gestaan zijn grote vriend. Hij mist het gevoel
van alles loslaten, het gevoel van niets wat er toe doet, terwijl hij al die
pks onder zijn kont onder controle heeft.
Lekker naar het strand, naar de
zee. Terrasjes pikken met zijn motormaatjes en even de wereld ver achter zich
laten.
Hij steekt zijn neus in de lucht en snuift zacht de lucht op.
Ja,
het zit er echt aan te komen, lente. Een dikke hommel maakt zoemend een
u-bochtje voor zijn neus. Als dat geen voorbode is, dan weet hij het niet meer.
Samen met zijn kleine meid was hij naar de kinderboerderij geweest.
Schaapjes met enorme buiken daar zitten vast lammetjes in pap!- stonden met een
onverstoorbare blik gras te kauwen.
Welke vind jij de liefste pap? vroeg
ze stralend.
Peinzend keek hij naar al die witte wollige viervoeters.
Achteraan, een beetje apart, stond er eentje heel erg het gezegde over schapen
te bevestigen. Kijk zei hij, die daar vind ik lief, die zwarte.
Enthousiast knikte zijn kleine grote dochter van ja. Die vond ze ook zo
lief, dat zwarte schaapje. Hij voelde haar kleine handje in de zijne glijden en
hoopte maar dat er deze lente heel veel zwarte schaapjes ter wereld zouden
komen. Dat zou de boel eens lekker opfleuren, bedacht hij zich, terwijl hij zich
voort liet trekken door zijn kleine meid. Op naar de konijnen, op naar de kipjes
en over een tijdje de kuikentjes.
Op naar de lente, hij kan niet wáchten!
© Rafe
16 maart 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten