vrijdag 1 november 2013

Verliefd

Hij zag haar wel hoor. Ze zat er niet zo heel ladylike bij. Haar benen in een hoek bij haar knieën tegen elkaar aan en haar voeten iets naar binnen gedraaid. Hij dacht dat ze vast en zeker vergeten was dat ze een rokje aanhad, in plaats van een broek.
Onder zijn wimpers door bekeek hij haar van top tot teen. Haar bruine haren had ze in eigenwijze staartjes bijeen gehouden. Het stond haar leuk, vond hij. Hij kon haar ogen niet echt goed zien, maar haar neus des te beter. Die wipte een beetje omhoog en hij vond het schattig. Ze was druk bezig en had helemaal niet in de gaten dat hij haar zat te bekijken. Dat gaf hem de gelegenheid haar ongestoord op te nemen.
Een lok was losgeraakt uit een staartje en slingerde nonchalant langs haar hals. Blijkbaar kriebelde hij, want met een ongeduldige beweging schoof ze hem naar achteren.
Tevergeefs, want ze had haar hand nog niet naar beneden gebracht of de streng haar was al weer terug.
Hij kreeg er een raar gevoel van in zijn buik, kriebels. Bijna had hij zich voorovergebogen en de lok naar achteren geduwd, maar hij had zich nog net op tijd beheerst. Hij schrok er beetje van.
Ineens sloeg ze haar ogen op en keek ze hem recht aan. Het was alsof de bliksem insloeg.
Stiekem was hij bang van onweer. Niet zo erg dat hij zijn hoofd onder de dekens deed, maar toch, fijn was anders. Hij werd er altijd een beetje zenuwachtig van.

“Hoi” zei ze.
Ze had het tegen hem!
De kriebels waren nu overduidelijk aanwezig in zijn buik en haalden daar de meest vreemde capriolen uit. Het leek wel of een kolonie vlinders intrek had genomen op die plek daar onder zijn ribbenkast. Hij wist niet goed of hij het nou een fijn of een naar gevoel vond. Hij wist wel dat hij een hoofd als een boei kreeg en als hij nou niet snel iets terug zei, hij een modderfiguur zou slaan.
“Ehhh hoi” , stotterde hij onbeholpen terug.
Een verrukkelijke glimlach die heel haar gezicht deed stralen was zijn antwoord.
De vlinders trokken nu met zijn allen een looping in zijn maag en dreigden via zijn slokdarm omhoog te komen. Snel ging hij een beetje verzitten en schonk haar zijn meest zelfverzekerde glimlach terug. Niet dat er ergens iets van zelfverzekerdheid te bespeuren was in zijn binnenste, maar dat wist zij niet.
Hij had nog nooit zo’n mooi wezen gezien, ze was echt prachtig.
Als een razende zat hij te zoeken naar iets grappigs om te vertellen, desnoods iets stoms. Maar er kwam helemaal niks op in zijn hoofd. Hij zat maar met die grijns op zijn gezicht naar haar te kijken en langzaam realiseerde hij zich dat hij verliefd was. Dat móest het wel zijn, verliefdheid.
Zoals nu had hij zich nog nooit gevoeld!

“Ik heet Suzanne, maar iedereen noemt mij Suus” , zei ze vrolijk.
Suus…..Suus…… Hij liet de letters van haar naam zacht over zijn tong rollen en absorbeerde ze alsof hij een spons was en haar naam water.
Natuurlijk moest ze Suus heten, die naam was werkelijk perfect voor haar. Niet te netjes en net een beetje ondeugend, net als haar twee staartjes. Onbewust zei hij haar naam zachtjes een paar keer hardop.
Pas toen hij haar hoorde giechelen had hij door wat hij aan doen was en kreeg alweer een hoofd als een tomaat. Ze liet haar spulletjes vallen en liet het kunstwerk wat onder haar handen was verrezen in de steek om wat dichter naar hem toe te schuiven.
De glimlach lag nog altijd als een betoverende glans op haar gezicht en hij wist het nu voor de volle honderd procent.
Hij was verliefd!
“Je hebt me nog niet verteld hoe jij heet” zei ze, terwijl ze hem guitig aankeek.
De punt van haar rokje raakte zijn been aan. Zijn blik werd er onweerstaanbaar naartoe getrokken, of hij nu wilde of niet, en hij kreeg het er helemaal warm van.
Moest hij nu een stukje wegschuiven van haar, of juist naar haar toe?
Hij wist het niet.
En wat had ze nu precies gevraagd? Hij was zo hoteldebotel dat het nauwelijks tot hem was doorgedrongen.’
Zijn naam, natuurlijk, zijn naam! Godzijdank wist hij die nog wel, bedacht hij zich met een gevoel van opluchting. Want het leek wel of zijn hersens op slag veranderd waren in pap en de wereld alleen maar leek te bestaan uit het betonnen randje waar ze op zaten, Suus en hij.
Hij haalde diep adem en wou net zijn naam zeggen toen die luidkeels door de speeltuin klonk.
“Rafieeeeeee, kom je ook? We gaan naar huis!”
Als door een adder gebeten sprong hij op van het randje, sloeg het zand van zijn broek en sprong uit de zandbak.
Zo snel zijn zesjarige beentjes hem konden dragen rende hij naar zijn moeder toe en greep haar hand.

© Rafe

Geen opmerkingen:

Een reactie posten