Hij zag haar wel hoor. Ze zat er niet zo heel ladylike bij. Haar benen in een
hoek bij haar knieën tegen elkaar aan en haar voeten iets naar binnen gedraaid.
Hij dacht dat ze vast en zeker vergeten was dat ze een rokje aanhad, in plaats
van een broek.
Onder zijn wimpers door bekeek hij haar van top tot teen.
Haar bruine haren had ze in eigenwijze staartjes bijeen gehouden. Het stond haar
leuk, vond hij. Hij kon haar ogen niet echt goed zien, maar haar neus des te
beter. Die wipte een beetje omhoog en hij vond het schattig. Ze was druk bezig
en had helemaal niet in de gaten dat hij haar zat te bekijken. Dat gaf hem de
gelegenheid haar ongestoord op te nemen.
Een lok was losgeraakt uit een
staartje en slingerde nonchalant langs haar hals. Blijkbaar kriebelde hij, want
met een ongeduldige beweging schoof ze hem naar achteren.
Tevergeefs, want
ze had haar hand nog niet naar beneden gebracht of de streng haar was al weer
terug.
Hij kreeg er een raar gevoel van in zijn buik, kriebels. Bijna had
hij zich voorovergebogen en de lok naar achteren geduwd, maar hij had zich nog
net op tijd beheerst. Hij schrok er beetje van.
Ineens sloeg ze haar ogen op
en keek ze hem recht aan. Het was alsof de bliksem insloeg.
Stiekem was hij
bang van onweer. Niet zo erg dat hij zijn hoofd onder de dekens deed, maar toch,
fijn was anders. Hij werd er altijd een beetje zenuwachtig van.
“Hoi”
zei ze.
Ze had het tegen hem!
De kriebels waren nu overduidelijk
aanwezig in zijn buik en haalden daar de meest vreemde capriolen uit. Het leek
wel of een kolonie vlinders intrek had genomen op die plek daar onder zijn
ribbenkast. Hij wist niet goed of hij het nou een fijn of een naar gevoel vond.
Hij wist wel dat hij een hoofd als een boei kreeg en als hij nou niet snel iets
terug zei, hij een modderfiguur zou slaan.
“Ehhh hoi” , stotterde hij
onbeholpen terug.
Een verrukkelijke glimlach die heel haar gezicht deed
stralen was zijn antwoord.
De vlinders trokken nu met zijn allen een looping
in zijn maag en dreigden via zijn slokdarm omhoog te komen. Snel ging hij een
beetje verzitten en schonk haar zijn meest zelfverzekerde glimlach terug. Niet
dat er ergens iets van zelfverzekerdheid te bespeuren was in zijn binnenste,
maar dat wist zij niet.
Hij had nog nooit zo’n mooi wezen gezien, ze was
echt prachtig.
Als een razende zat hij te zoeken naar iets grappigs om te
vertellen, desnoods iets stoms. Maar er kwam helemaal niks op in zijn hoofd. Hij
zat maar met die grijns op zijn gezicht naar haar te kijken en langzaam
realiseerde hij zich dat hij verliefd was. Dat móest het wel zijn, verliefdheid.
Zoals nu had hij zich nog nooit gevoeld!
“Ik heet Suzanne, maar
iedereen noemt mij Suus” , zei ze vrolijk.
Suus…..Suus…… Hij liet de letters
van haar naam zacht over zijn tong rollen en absorbeerde ze alsof hij een spons
was en haar naam water.
Natuurlijk moest ze Suus heten, die naam was
werkelijk perfect voor haar. Niet te netjes en net een beetje ondeugend, net als
haar twee staartjes. Onbewust zei hij haar naam zachtjes een paar keer hardop.
Pas toen hij haar hoorde giechelen had hij door wat hij aan doen was en
kreeg alweer een hoofd als een tomaat. Ze liet haar spulletjes vallen en liet
het kunstwerk wat onder haar handen was verrezen in de steek om wat dichter naar
hem toe te schuiven.
De glimlach lag nog altijd als een betoverende glans op
haar gezicht en hij wist het nu voor de volle honderd procent.
Hij was
verliefd!
“Je hebt me nog niet verteld hoe jij heet” zei ze, terwijl ze hem
guitig aankeek.
De punt van haar rokje raakte zijn been aan. Zijn blik werd
er onweerstaanbaar naartoe getrokken, of hij nu wilde of niet, en hij kreeg het
er helemaal warm van.
Moest hij nu een stukje wegschuiven van haar, of juist
naar haar toe?
Hij wist het niet.
En wat had ze nu precies gevraagd? Hij
was zo hoteldebotel dat het nauwelijks tot hem was doorgedrongen.’
Zijn
naam, natuurlijk, zijn naam! Godzijdank wist hij die nog wel, bedacht hij zich
met een gevoel van opluchting. Want het leek wel of zijn hersens op slag
veranderd waren in pap en de wereld alleen maar leek te bestaan uit het betonnen
randje waar ze op zaten, Suus en hij.
Hij haalde diep adem en wou net zijn
naam zeggen toen die luidkeels door de speeltuin klonk.
“Rafieeeeeee, kom je
ook? We gaan naar huis!”
Als door een adder gebeten sprong hij op van het
randje, sloeg het zand van zijn broek en sprong uit de zandbak.
Zo snel zijn
zesjarige beentjes hem konden dragen rende hij naar zijn moeder toe en greep
haar hand.
© Rafe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten