Hij had genoeg proviand meegenomen voor een kleine week, hoewel hij nog geen
flauw idee had hoelang hij hier zou blijven. Maar hij kon altijd nog wat
boodschappen doen in een van de kleine dorpjes een eind verderop.
De rit
naar het meest onherbergzame deel van de Ardennen was naar zijn gevoel kort
geweest. Voor hij het wist was hij er al. Hij zette de motor uit en daarmee ook
de muziek. Midden in één van de nummers werd het stil. Voor de zekerheid pakt
hij de cd, vol met al zijn opgenomen favoriete nummers, maar uit de auto. Hij
wist niet meer of er een cd speler in het huis was. Het was te lang geleden dat
hij hier was.
Donker en afwerend keek het huis hem aan. De oude sleutel lag
al in zijn hand. Straks zou hij zijn bagage wel uit de auto halen. Bijna
verbaasd was hij toen de sleutel zich soepel in het eeuwenoude slot omdraaide.
Hij schudde even zijn hoofd. “Wat had hij dan verwacht?” mompelde hij in
zichzelf. De zware massief houten deur zwaaide net zo soepel open tussen de uit
grote bakstenen opgebouwde muren, als de sleutel in het slot. Eerst maar eens
even kijken of hij de kachel aan kon krijgen. IJskoud was het hier binnen.
IJskoud en donker.
Godzijdank knipte het licht gelijk aan toen hij op het
knopje duwde.
Het huis was eeuwenoud en al heel lang eigendom van de
familie van zijn beste vriend. Vroeger, toen hij nog een klein jongetje was
geweest, had hij diverse keren met het gezin van zijn vriend hier de zomers
doorgebracht. Later had hij een keer de sleutel mogen lenen om hier het weekend
van zijn leven door te brengen, met zijn grote liefde. Een weekend nog mooier
dan de hemel zelf, zo intens en vol van liefde was het geweest. Voor altijd in
zijn geheugen gegrift.
Nog weer later had hij de sleutel wéér geleend. Dit
keer om zichzelf een week van de wereld af te sluiten. Zonder grote liefde, maar
met slechts flessen drank en veel sigaretten. Het mocht een Godswonder heten,
dat hij die week overleefd had.
Ook nu was hij alleen en zonder liefde. Maar
dit keer wat het toch anders. Zoveel wijzer en minder onbezonnen. Minder
dramatisch ook. Dus wel drank, maar slechts een fles goede rode wijn en een
mooie oude port. De sigaretten had hij maar thuisgelaten. In plaats daarvan had
hij vers brood, vlees, lekkere kazen, noten en fruit bij zich. En natuurlijk
chocolade en cola. “Zonder dat ging hij het zeker niet overleven”, bedacht hij
zich grijnzend.
Het huis was dan misschien wel eeuwenoud, het was tot in
de puntjes voorzien van alle moderne gemakken. Van centrale verwarming tot
meerdere luxe badkamers en een keuken waar de gemiddelde kok van zou gaan
kwijlen. Gelukkig wist hij nog waar hij de verwarmingsketel kon vinden. Tevreden
keek hij toe hoe de waakvlam aansprong na zijn gepruts. Zo, dan zou het nu wel
snel warm worden als hij alle radiatoren zou opendraaien. Maar hij zou ook wat
hout gaan hakken morgen, voor in de enorm grote open haard. Snel liep hij naar
buiten, naar de bijgebouwen, en zag dat grote stukken hout opgeslagen lagen. Hij
hoefde dus niet zelf het bos in om te kappen, maar kon zich verheugen om morgen
met een bijl aan de slag te gaan en zich eens flink in het zweet te werken.
Niets zo goed om je hoofd leeg te maken als open-haard-hout hakken! De gedachte
dat er morgenmiddag een warm en knappend vuur zou branden in de grote schouw,
deed hem vergenoegd in zijn handen wrijven, terwijl hij weer terugrende naar
binnen, de warmte in.
Zijn hoofd moest leeg. Het zat veel te vol en het
vloog hem aan. Niet één ding, maar van alles en nog wat maalde door zijn kop en
hij was het zat. Dag in, dag uit zijn hart in de mangel was net even meer dan
hij verdragen kon. Tel daar bij op vroeg zijn bed uit om hard te werken en zo
nog minstens tien dingen die hij per dag moest doen, en hij had het even
helemaal gehad. Zonder iedereen in te lichten had hij zijn vriend gebeld en
kreeg te horen dat hij zonder problemen de sleutel op kon halen. Wel had hij hem
moeten geruststellen dat het niet zo erg was als toen, die eerste keer alleen in
het huis.
Hij zou zich niet verliezen in drank en eenzaamheid.
Deze keer
niet.
Misschien dat zoete en bitterzoete herinneringen hem soms even in de
staart zouden bijten. Maar hij was juist hier om alles op een rij te krijgen. Om
orde in de warboel van zijn leven te scheppen. Deze keer zou hij er niet voor
wegrennen. Zich niet begraven in het grote huis, maar lekker naar buiten gaan.
De geur van het bos opsnuiven als hij ging lopen. Niet voor niets had hij zijn
hiking spullen meegenomen en mountain-bike ook achter op de auto gesjord.
Blijkbaar was hij overtuigend genoeg geweest, want met een grijns had zijn
vriend de sleutel in zijn handpalm laten vallen.
Binnen was het lekker
warm inmiddels en hij voelde zijn maag knorren. Het was ook al laat. Nog één
keer naar buiten om het eten en zijn tassen te pakken. Dan zou hij zijn bed in
orde gaan maken en de cd speler opzoeken. Met een glas rood en een stuk kaas kon
hij dan bedenken wat hij deze week allemaal zou gaan doen. Terwijl hij naar
buiten liep, bleef hij even staan. Het was pikkedonker en aan een heldere hemel
stonden duizend sterren. Koud was het. Vorst in de lucht.
Heel even keek hij
naar binnen in zijn hart. Was het daar net zo koud aan het worden? Toen draaide
hij zich om en zag dat het huis hem nu een stuk vriendelijker aankeek. Licht
viel door de ramen naar buiten en je voelde gewoon bijna de warmte die het
uitstraalde.
Zijn gedachten glijden langzaam naar zijn lief.
Zoals de
zon zijn zinnen streelt op alle dagen die goddelijk zijn, zo streelt zij zijn
hart en ziel.
Zijn hart is per definitie helemaal blij. Buitelend en
spartelend tegelijk.
Als hij aan haar denkt.
Het voelt alsof zijn hart
minstens zes keer zo groot word. Bovendien maakt het rare sprongetjes op de
meest onverwachte momenten.
Het kwam wel goed. Hij wist het zeker, hij
voelde het.
Met zijn bagage onder zijn armen liep hij weer naar binnen. En
zacht sloot hij de zware deur achter zich.
Volgende keer zou hij hier
terugkomen met zijn lief.
© Rafe
9 jan 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten