woensdag 12 december 2012

Roos

Ineens zag ik haar niet meer. Ineens was ze weg. Niet veel later hoorde ik wat er was gebeurd. Nog weer later lag er ’s morgens een witte envelop met een donkergrijze rand op mijn deurmat. Die beleefdheid hadden ze dan toch nog wel op kunnen brengen.
Tot ons grote verdriet delen wij u mede dat onze geliefde dochter Roos…..
Woede vlamt heet door me heen. Hoe dúrven ze! Hoe durven ze het neer te zetten?!
Mijn gedachten glijden een jaar of vijftien terug.


De nieuwe mensen in de straat deden er alles aan om ons, oude bewoners, tot vrienden te maken. Niets was te gek, te mooi, te groot. Het hele huis was gedecoreerd in overtreffende trap en de tuin was aangelegd in Italiaanse stijl door een uit het buitenland overgevlogen tuinarchitect. We stonden allemaal wat onwennig naar die pracht en praal te kijken. Zelfs toen het huis in aanbouw was, werd het al duidelijk dat hier mensen kwamen wonen die erg op uiterlijk vertoon waren. Argwanend maar toch nieuwsgierig hadden we allemaal de uitnodiging voor de housewarming party aangenomen.
De heer en vrouw des huizes zagen er uit om door een ringetje te halen en leek het niet op te vallen dat hun buurtbewoners er een stuk simpeler uitzagen. Misschien zagen ze ons wel niet eens echt staan, tussen alle mooi uitgedoste, en naar ik hoorde zeggen, beroemde mensen.
Ik begon er aardig mijn buik van vol te krijgen en besloot het hele feest voor gezien te houden. Uit mijn ooghoeken zag ik de rest van het dorp ook langzaam verdwijnen richting de in bladgoud gevatte uitgang.
Net voordat ik gedag ging zeggen ontstond er enige commotie.
Een schattig meisje van een jaar of twee was ongemerkt aan de ogen van de ongetwijfeld aanwezige au-pair ontsnapt en kroop de kamer in.
Haar moeder siste woedend naar manlief waar in Godsnaam de nanny was en of dat kind niet heel snel weggehaald kon worden.
Ik herinner me nog feilloos hoe mijn nekharen overeind gingen staan en hoe ik zeker wist dat deze nieuwe mensen en ik nooit vrienden zouden worden.
Dat kind was haar bloedeigen dochter.
Dat kind was Roos.

Kleine Roos had de gang naar mijn huis al snel gevonden. Zo klein als ze was ontsnapte ze haar gouden kooi zodra ze een kiertje zag. Nee, goedbeschouwd was ze misschien geen plaatje om te zien. Niet volgens de normen in het circuit waar haar ouders zich in bewogen. Maar oh, wat vond ik haar mooi en puur.
Fietsen heeft ze van mij geleerd. Eindeloos holde ik achter haar aan door ons dorp, terwijl haar ouders op een jacht in Cannes verbleven. Of misschien wel in een paleis in Monaco. Of op een zonnige haciënda ergens in Argentinië.
Ik plakte haar lekke bandjes en we sopten kaneelbeschuitjes in onze thee na het fietsen.
Af en toe was Roos weg. Dan werd ze in designerkleding voor kleuters gehesen en werd er met haar gepronkt.
Maar zodra ze weer thuis was liep ze linea recta naar mij en vroeg of we kikkers gingen vangen. Of een madeliefjesketting gingen rijgen. Of cakejes gingen bakken met glazuur.

Kleine Roos werd Roos en de kaneelbeschuitjes waren niet meer voldoende als pleister op de wonde. Van de enthousiaste dreumes veranderde ze langzaam in een stil meisje met een bleek bekkie en verdrietige ogen. Ze moet een jaar of tien geweest zijn toen ze me vroeg waarom ze nooit mooi, knap en leuk genoeg was voor papa en mama. Hielden ze dan niet van haar?
Ze was dertien toen ze voor haar verjaardag een neuscorrectie kreeg en haar moeder schitterde op het feest van haar dochter die doodongelukkig op haar kamer zat.
Met perfecte neus, dat wel.
Ze was vijftien toen ze luid snikkend de privéschool waar ze op zat vervloekte en ze niet naar het schuurfeest mocht met de andere pubers uit het dorp.
Ze was zestien toen ze haar gezicht verborg uit schaamte toen ze me nauwelijks hoorbaar meedeelde dat ze ‘borsten’ kreeg voor haar komende verjaardag.
Cup D.

Gepraat heb ik. Gepraat en gevloekt zelfs. Maar ach, wie was ik nou helemaal? Een simpele ziel die ze, als het zo uitkwam, vertederend ‘een local’ noemden, maar boerenpummel als ik over Roos kwam praten. Wat wist ik nu van hun dochter? Ik had toch geen idee van het milieu waarin zij verkeerden?
Roos werd de gang naar mijn huis, haar toevluchtsoord, haar contact met een wereld waar ze alleen maar van kon dromen, een wereld waarin ze zichzelf kon zijn, verboden.
Machteloos keek ik toe hoe ze nog bleker werd. Zelfs op afstand kon ik de leegte in haar ogen zien als ze werd opgehaald voor het zoveelste hippe feest met de zoveelste veelbelovende jongeman.
Zeventien, schathemeltje rijk, chirurgisch mooi en dieper ongelukkig dan een mens zich voor kon stellen.

Stil vouw ik de kaart dicht. Ik ga niet naar Roos haar begrafenis. Die dag vang ik kikkers en rijg ik een ketting van madeliefjes. Die dag bak ik een plaat vol cakejes en versier ze met glazuur.
Die dag sop ik kaneelbeschuitjes in de thee en zal ik zacht fluisteren “Je was het mooiste meisje dat ik ooit gekend heb. Dag lieve Roos”


© Rafe




1 opmerking: